zaterdag 31 mei 2014

Karakter

Karakter gaat over een jongeman, genaamd Katadreuffe. Toen zijn moeder zwanger van hem was, was zij ongehuwd. De man van wie zij zwanger was, Dreverhaven, had zij in de steek gelaten. Ze wilde geen contact meer met hem en ze wilde ook geen financiële steun. Toen Katadreuffe werd geboren, kreeg hij de achternaam van zijn moeder. Dit kon soms voor problemen zorgen, omdat het in die tijd normaal was dat je de achternaam van je vader droeg. Katadreuffe wist een lange tijd niet wie zijn biologische vader was. Ze hadden maar weinig geld, dus moest Katadreuffe zelf ook al vroeg werken. Toen hij bij een sigarenwinkel werkte, verklaarde zijn vader die winkel failliet. Dreverhaven wilde hem namelijk harder maken. Katadreuffe moet al zijn spullen verkopen en gaat weer bij zijn moeder wonen. Hij kan het op een gegeven moment niet meer goed vinden met zijn moeder. Als hij in contact komt met een curator, Mr. De Gankelaar, krijgt hij een baantje op het advocatenkantoor van meneer Stroomkoning. Hij werkt daar als bediende. Hij gaat dan weer op zich zelf wonen en volgt een studie. Hij wil heel graag advocaat worden en hij voert zijn baantje dus extra goed uit. Dreverhaven wilt echter niet dat hij advocaat wordt en werkt hem daarom tegen. Aan het einde van het boek, als zijn moeder is overleden, blijkt dat zijn vader elke maand geld naar haar overmaakte. Katadreuffe krijgt dit geld dan en zijn vader vertelt hem dat hij hem tegenwerkte omdat hij hem hard wilde maken.

De schrijver van het boek, F. Bordewijk, is geboren op 10 oktober 1884 in Den Haag. Toen hij werd geboren, heette hij Ferdinand Johan Wilhelm Christiaan Karel Emil Bordewijk. Omdat dit te lang was, liet hij dit wijzigen naar Ferdinand Bordewijk. Hij studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit te Leiden en werd advocaat. In 1914 trouwt hij met Johanna S.H. Roepman en zij krijgen een zoon en een dochter. Johanna is bekend als componiste. Onder het pseudoniem Ton Ven, schrijft hij in 1916 de gedichtbundel Paddenstoelen. Door het bombardement in 1940, waren zijn bezittingen vernield en moest hij verhuizen. Tijdens de Tweede Wereld Oorlog, schreef hij vooral literaire kritieken in het Utrechts Nieuwsblad. Later begon hij met het schrijven van romans en novellen. In 1953 ontving hij de P.C. Hooft-prijs voor Studiën in volksstructuur en De doopvont. In 1965 overleed hij in zijn geboortestad.

Het boek is geschreven tussen de twee Wereld Oorlogen in. In die tijd was het normaal dat de man werkte en dat de vrouw thuis voor het huishouden en de kinderen zorgde. Het was vanzelfsprekend dat zwangere vrouwen getrouwd waren en niet zouden scheiden. Men ging er dus ook vanuit dat de gebaarde kinderen de achternaam van hun vader droegen. Je kunt goed zien dat het boek in deze tijd is geschreven.





Geachte J. Katadreuffe,                                                                                       Zeist, den 9 januari 1940

Ik ben op de hoogte van uw situatie. U kunt geen advocaat worden, omdat het taboe is dat u uw moeders achternaam draagt. Hier zijn een aantal vrienden van mij en ik het niet mee eens. Wij zijn van mening dat u een eerlijke kans verdient. Het is niet uw fout dat uw moeder ongehuwd was toen zij zwanger van u was.

Zoals u misschien al weet, verheerlijk ik de hartstochtelijk levende, wilskrachtige persoonlijkheid. Ook u heeft deze persoonlijkheid. U blijft proberen advocaat te worden. U volgt zelfs een zelfstudie. Mijn kamerraden en ik hebben hier veel respect voor. Sinds korte tijd ben ik tegen het fascisme. Niet alleen op grote schaal, maar ook op kleine schaal, zoals bij u het geval is.
Graag wil ik u helpen met uw droom werkelijkheid te maken. Ik wil u financieel steunen, zodat u uw schulden kunt aflossen en een nieuwe start kunt maken. Aangezien ik veel macht heb, zou ik een betoog kunnen schrijven over uw situatie en dat u een beter leven verdient. Hopelijk zullen velen het lezen en u vervolgens helpen. U verdient namelijk zoveel beter dan elke keer failliet te gaan.

Dit alles is op één voorwaarde. Als u eenmaal advocaat bent geworden en ik kom in de problemen, dan wil ik dat u er alles voor doet dat ik niet in de problemen kom. Graag wil ik ook dat u het goed maakt met uw moeder.

Hoogachtend,
Hendrik Marsman




Geachte heer Bram Moszkowicz,                                                           Rotterdam, den 16 mei 1938

Mijn naam is Jacob Katadreuffe. Ik ben opgegroeid bij mijn moeder en draag ook haar achternaam. Tot kort geleden had ik geen idee wie mijn biologische vader was. Sinds ik op het advocatenkantoor werk waar hij ook werkt, heb ik zo nu en dan contact met hem. Ik heb het gevoel alsof hij mij haat. Hij probeert mijn kansen die het leven mij toewerpt, namelijk elke keer te verpesten. Hij werkt mij constant tegen. Dankzij hem ben ik al eens failliet geweest en zit ik in de financiële schulden. Ik zou graag advocaat willen worden, maar dit is onmogelijk. Velen weten namelijk dat mijn moeder ongehuwd was toen zij van mij zwanger was. Dus ben ik net als haar een schande. Mijn moeder wilde perse geen contact met mijn vader toen zij van mij zwanger was. Ik denk dat mijn vader uit wraak daarvan mij nu probeert tegen te werken. Dit doet mij veel pijn.

Als ik zo’n honderd jaar later was geboren, zou ik mijn dromen werkelijkheid kunnen maken. Ik had mijn kansen dan kunnen grijpen en ik zou niet worden tegengewerkt door mijn vader. Mannen en vrouwen zijn dan namelijk gelijk en het zou dus geen schande zijn dat ik de achternaam van mijn moeder zou dragen. Als een getrouwd koppel zou scheiden, zouden mensen niet meer raar opkijken. Ook zal men je waarschijnlijk geen hoer noemen als je ongehuwd kinderen krijgt. Ik verlang ernaar om in een wereld te leven waarin man en vrouw gelijk zijn. Ik zou dan gewoon advocaat kunnen worden, ongeacht mijn achternaam. Men zou niet meer naar mijn milieu kijken, maar zou mij appreciëren zoals ik ben. Net als u zou ik dan een beroemd advocaat kunnen zijn.

Hoogachtend,
Jacob Katadreuffe