zaterdag 14 maart 2015

Recensie ''Slaap zacht, Johnny Idaho''

''Dood? Ja, je zit niet meer in de database


De digitale wereld lijkt ons vertrouwd, dagelijks werken we met beeldschermen, computers, mobiele telefoons. Elke seconde zijn we verbonden met het wereldwijde web. Er is een virtueel parallel unversum.
Lees eens mee hoe de Japanse wetenschapster Hatsu haar dag begint, nadat ze heeft hardgelopen in een stad die veel weg heeft van New York, maar dat niet is. Daarna neemt ze een douche: ‘Voor de spiegel doet ze haar oude weblenzen in. Ze probeert dóór haar lenzen heen te kijken, voorbij de informatiestromen, en ziet diezelfde data terug in het spiegelbeeld. Ze sluit niet uit dat er een camera is verstopt achter het glas. En hoeveel voyeurs liften mee op wat haar lezen registreren? Eén paar ogen? Meerdere?’
Dit visionaire toekomstbeeld staat in de nieuwe roman van Auke Hulst, Slaap zacht, Johnny Idaho. Maar zoals Hulst (1975) schrijft over weblenzen, informatiegolven, aanraakschermen, simulatiesoftware, swipes en taps is het virtuele dat ons nu omringt niet visionair, maar alledaags. Wie in Hulsts roman zonder weblenzen naar een doodgewoon beeldscherm tuurt, verlaagt zichzelf tot ‘technologische degeneratie’.
Zoomen we nog even in op bovenstaand citaat, dan beschrijft Hulst in een precieze, registrerende stijl een complex beeld. De weblenzen seinen de jonge vrouw data door. In haar spiegelbeeld ziet ze die data weerkaatst. Ze vraagt zich af met wie zij verbonden is en wie met haar meekijken op haar lenzen.

Het Oog

Het is beklemmend en intrigerend, vreemd en tegelijk vertrouwd. De angst dat Hatsu in het oog wordt gehouden, is niet ongegrond. Veelvuldig is in de roman sprake van het Oog, met hoofdletter, dat als een Big Brother alles en iedereen observeert. In Hulsts boek zijn meer verwijzingen te vinden naar Orwells klassieke toekomstroman 1984. Maar hoofdpersoon Johnny Idaho is verslaafd aan nog een ander boek: Moby-Dick (1851) van Herman Melville over de bezeten kapitein Ahab die de witte walvis najaagt.
In welke fantasierijke, complexe wereld neemt Hulst ons mee? Hij laat een oceaanmonster opduiken in een futuristisch stadslandschap, hij noemt metro’s ‘wormen’ die halt houden op LED-verlichte stations met namen als Steve Jobs Square en Bill Gates Gateway – vernoemd naar heersers over het internetrijk.
In essays en in eerdere romans, zoals Wolfskleren (2009), heeft Hulst zijn fascinatie beschreven voor een geheimzinnige, verborgen wereld die zich schuilhoudt achter de hedendaagse. Sciencefiction is een genre dat hem boeit, omdat het een combinatie is van ver en dichtbij, onvoorstelbaar en vertrouwd.
Op de binnenflappen van Slaap zacht, Johnny Idaho staan plattegronden afgedrukt van een fictieve stad die overeenkomsten vertoont met New York. Er is een Midlevel, Downside, Executive en Upside. Naar deze Archipel is de Amerikaanse tiener Johnny Idaho onderweg, hij komt uit de Midwest, zoals zijn achternaam suggereert. Hij is een computerfreak met cowboywortels. Als hij in een bar een meisje ontmoet ontspint zich een boeiend gesprek. Zonder blikken of blozen zegt hij tegen het meisje dat hij niet bestaat, hij is dood, zijn naam is onvindbaar in ’s werelds database.

Ziekte

De twee andere personages zijn Willem Gerson, de Chief Executive Officer van een multinational met een Nederlandse afkomst. Zijn dodelijke ziekte drijft hem in de armen van de Japanse wetenschapster die het gen van onsterfelijkheid probeert te isoleren.
De hoofdstukken dragen de namen van weekdagen, te beginnen met maandag, met uitzondering van een cruciaal hoofdstuk, juist in het midden van de roman. Dit heet Het gebouw. Hier voltrekt zich een aangrijpende gebeurtenis, meesterlijk door Hulst beschreven. Terwijl Johnny zich bij de wasmachines in de kelder bevindt, stort het gebouw in, alsof er een aanslag à la 9/11 plaatsheeft. Maar het is Manhattan niet, we bevinden ons op een level elders in Amerika, in de Bellevue Apartments in Denver. Daar vindt de tragedie plaats.
Na dit hoofdstuk kantelt de roman. Aanvankelijk voerde Hulst het drietal gescheiden op, nu ontstaan er onderlinge verbanden. Gerson doneert geld om zijn onsterfelijkheid van de Japanse te kopen. Hij is allemachtig rijk geworden dankzij malafide bouwprojecten en woont in een zwaar bewaakt landhuis aan de kust. Onder zijn supervisie is de wolkenkrabber gebouwd die neerstort op Johnny. Vanaf dat moment leeft hij in een duistere onderwereld, onvindbaar in het technologische spinnenweb. Aan zijn schijndood ontleent de roman de titel, Slaap zacht...
Maar zo zacht slaapt Johnny niet of hij weet Gerson te vinden in het virtuele web en neemt gruwelijk wraak. Om van de schok te bekomen citeert Johnny voor zichzelf, bij wijze van troost, een passage uit Moby-Dick over de ‘grote lijkwade van de zee’. Zijn revanche is vergelijkbaar met die van kapitein Ahab, met wie Johnny zich gaandeweg identificeert.

Sleutel

Op het eerste gezicht lijkt het imposante walvisverhaal over Moby-Dick een fremdkörper, maar bij herlezing vormt het juist de sleutel tot deze futuristische roman. De walvis vertegenwoordigt de echte, rauwe en ruwe werkelijkheid, die waarin menselijke driften, verlangens en hartstochten heersen. Willem Gerson mag zich dan onsterfelijk wanen in een abstracte financiële wereld die bestaat bij de gratie van zelfverrijking met illusoir geld, hij is wel terminaal. De dood zit hem op de hielen.
De Japanse vrouw lijkt een onaanraakbaar, sciencefictionachtig wezen dat onophoudelijk tuurt in haar weblenzen en eeuwige jeugd bezit, maar haar lichaam schreeuwt om fysieke begeerte en puur genot. Ze draagt zelfs wegwerpondergoed als om haar onstoffelijkheid te benadrukken, wat onmogelijk blijkt. En Johnny zelf verliest zich al surfend op internetgolven, maar de golven die hem werkelijk beroeren zijn die van de oceanen waarover kapitein Ahab zijn schip stuurt.
Voor een betrekkelijke onwetende in de digitale wereld bevat Slaap zacht, Johnny Idaho volstrekt raadselachtige passages die alleen met behulp van Wikipedia geduid kunnen worden. Dat zou een nadeel van de roman kunnen zijn, maar het wonderlijke is dat Hulst echt en virtueel, rauw en fictief op sublieme wijze in evenwicht houdt. Zijn stijl is gepolijst; de metaforen en vergelijkingen zijn scherp en hebben een sterke visuele suggestie.
Goed beschouwd beschrijft de roman juist de teloorgang van het geloof in de digitale wereld. Daarvan getuigt de wanhoop van de Japanse in een veelzeggende passage: ‘Zo overzichtelijk als wetenschappelijke vraagstukken zijn, zo slecht begrijpt ze zichzelf.’ Ondertussen koestert ze de blauwe plekken die ze oploopt tijdens haar nachtelijke leven, zo wild en woest in vergelijking tot de onlichamelijke virtuele wereld.''
Deze recensie is geschreven door Kester Freriks op http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2015/januari/09/dood-ja-je-zit-niet-meer-in-de-database-1454605

Geen opmerkingen:

Een reactie posten