maandag 2 maart 2015

Spectatiorale geschriften

Justus van Effen schreef het eerste Nederlandse spectatoriale tijdschrift, genaamd De Hollandsche Spectator. Dit tijdschrift werd gepubliceerd in 1731, dus in de periode van de Verlichting.In De Hollandsche Spectator werden meningen en kritiek gegeven en nieuws en verhalen verteld. Een van de bekendste en meest besproken geschriften van Justus van Effen, is nummer 162. In dit geschrift gaat het grotendeels over dat de spectator wil dat het begraven van lijken in kerken verboden wordt en daarvoor heeft hij allerlei redenen. Aan de hand van dit geschrift zullen de kenmerken van de Verlichting uitgebreid besproken worden.

Om te beginnen vonden de mensen uit de Verlichting het belangrijk om de samenleving wetenschappelijk te onderzoeken. Dit wordt heel duidelijk in nummer 162. ''Ziet men niet daaglyks met welk een vuile stank dat verrotte stof (want wat is een dood mensch anders) onze kerken vervullen, die den levendigen niet alleen gebrek van aandagt; maar ook zomtyds ziektens en ongemakken veroorzaakt?'' Dit is een argument van de spectator voor waarom het verboden moet worden om overledenen te begraven in kerken. Om deze uitspraak te kunnen doen, moet de spectator kennis hebben opgedaan over de ontbinding van lijken en wat voor effect dat kan hebben op levende mensen. De spectator heeft dus, in dit geval de overleden samenleving, wetenschappelijk onderzocht.

Een ander belangrijk kenmerk van de Verlichting is dat men eerlijkheid erg belangrijk vond. De mensen uit de verlichting wilden namelijk kennis overbrengen op anderen. Hiervoor was het erg belangrijk dat de spectators eerlijk waren, want dan zouden de optimaal kennis kunnen overbrengen op de anderen. Ook dit is aan te duiden in nummer 162. ''Dat dit buitensporig misbruik ten hoogste bekwaam zy, inzonderheid in de heetste zomerdagen, uitwaasemingen uit den grond te doen stijgen zo gevaarlijk als verveelende, moet aan de geringste oplettentheid als baarblykelyk voorkomen.'' Hier drukt de spectator zijn mening duidelijk uit. Hij vindt namelijk dat het begraven van overledenen in kerken onacceptabel is. Ook zegt hij dat het in de heetste zomerdagen ervoor zorgt dat de stank van de lijken heel goed te ruiken is in de kerk.

Tot slot twijfelden de mensen uit de Verlichting aan God. Zij vonden dat niet God, maar jijzelf verantwoordelijk was voor je geluk of ongeluk. In de volgende zin zal blijken dat de spectator er niet over twijfelt zijn bedenkingen over de Godsdienst te geven. ''IK hebbe in uwe Schriften zooveel rekkelykheit bespeurt omtrent de verscheidene gevoelens in den Godsdienst, dat ik niet twyfele of UE zal kunnen goed vinden myne bedenking in uw papier in te lasschen over zekere Schriftuurplaets, die ik oordele dat te veel misbruikt wordt.''

Kortom, in De Hollandsche Spectator van Justus van Effen zijn eerlijkheid, twijfelen aan God, wetenschappelijk onderzoek en nog vele andere kenmerken van de Verlichting, erg belangrijk. Dit maakt De Hollandsche Spectator kenmerkend voor de Verlichting. 







Geen opmerkingen:

Een reactie posten